Historische vereniging Bunscote

Artikelen

De ontginning

Van gewone mensen is de geschiedenis van Bunschoten vol: Heinens, Hopmannen, Koelewijnen, de Graafs en Van de Groeps en hoe ze verder maar geheten mogen hebben. Acht eeuwen geleden, in het laatste kwart van de 12e eeuw, vestigden de eersten zich op de uitloper van een zandrug temidden van de laag gelegen drassige woeste gebieden van de Eemmonding. Ze bouwden hun primitieve woningen dicht naast elkaar aan weerszijden van wat eeuwenlang de enige straat van Bunschoten zou blijven. Van daaruit ontgonnen ze het omringende laagveengebied in lange smalle stroken grasland, afgegrensd door slootjes en weteringen. Die hogere ligging van hun boerenhoeven was bitter noodzakelijk, want in de natte jaargetijden stuwde het water op over de omgeving. Heel Eemland stond dan onder water en dat niet alleen bij storm en watervloed, die overigens ook regelmatig voorkwam en die, naar ouderen zich mogelijk nog herinneren, nog in 1916 delen van Spakenburg vernielde.

Bunschoten 1732 Kopietekening in OI inkt door LP Serrurier naar Cornelis Pronk 1691 1759

Bunschoten 1732. Kopietekening in O.I. inkt door L.P. Serrurier naar Cornelis Pronk (1691-1759).

Na een eeuw waren er al voldoende Bunschoters om een kerkje en eigen pastoor te onderhouden. In de 14e eeuw was Bunschoten kennelijk het grootste en rijkste van de Eemlandse dorpen. Bunschoten droeg het meest bij aan het onderhoud van de Eem en de Eembrug en leverde ook verhoudingsgewijs een hoge bijdrage in de landsheerlijke bede - nog iets meer dan Eembrugge en de beide Eemnessen samen. Ook de hoogte van de opbrengst van de biercijns (= belasting) duidt aan dat Bunschoten flink wat groter was dan de buurplaatsen (ervanuit gaande dat men er niet dorstigerwas dan elders). Die middeleeuwse Bunschoters bedreven wat landbouw, maar de veeteelt was hun belangrijkste bestaansmiddel. In het bijzonder hun paardenmarkt was beroemd.

 

Paardenmarkt en kermis voor de NH kerk te Bunschoten Aquarel door HW Nieuwboer 1820 1907

Paardenmarkt en kermis voor de N.H. kerk te Bunschoten. Aquarel door H.W. Nieuwboer (1820-1907).

Natuurlijk hebben ze ook geweten hoe met viskorven om te gaan: ze bezaten het vrije visrecht op de Eem en sommigen zullen zich ook toen al wel aan de visvangst op de Zuiderzee hebben gewaagd. Bunschotens ligging bij de Eemmonding maakte het ook tot een haven- en handelsplaats van weliswaar bescheiden maar niet geheel onbelangrijke betekenis. Over de Bunschoter haven liep in de 15e eeuw een brug en ervoor lag zelfs een blokhuis.(= klein verdedigingswerk). We kennen de toltarieven: vier schellingen voor een kar, één voor elk paard of koebeest. Tweederde daarvan was voor de dorpskas, het laatste derdepart voor de landsheer. We weten ook, dat er voor het blokhuis een herberg was waar clandestien, dat wil zeggen zonder belasting te betalen, bier werd getapt. Er werd zelfs ooit iemand betrapt op het snoeien en vervalsen van munten.

Naar onze begrippen zal het toenmalige Bunschoten-Spakenburg niet veel hebben voorgesteld: een vlek met enkele tientallen boerderijen en huisjes, een haventje met wat scheepjes die kleine ladinkjes hooi, turf, bouwmaterialen en andere zaken konden vervoeren. Bij elkaar hooguit een honderd huizen, een vier-, vijfhonderd mensen misschien. In de toenmalige omstandigheden was dat echter niet gering: het Sticht kende meer van zulke kleine stadjes.