Historische vereniging Bunscote

Artikelen

Verval

Het gebeuren in 1430 lijkt de bloeitijd van de stad Bunschoten beëindigd te hebben. De versterkingen op de wallen werden nooit hersteld - een aanduiding van het politiek en economisch verval. Het landsheerlijkgezag was nu stevig in Eemland gevestigd en had minder behoefte aan steun uit Bunschoten. Eembrugge, stevig beheerst door het Huis ter Eem, bleek als oversteekplaats en tol beter gesitueerd en Amersfoort ging economisch steeds meer de omgeving overheersen, wat tot een soort economische drainage daarvan leidde.

Huis ter Eem in 1639 Litho uit de Utrechtse volksalmanak voor 1843

Huis ter Eem in 1639. Litho uit de Utrechtse volksalmanak voor 1843.

Zelfs het onderhoud van de zo belangrijke Bunschoter Veen- en Veldendijk, waartoe Bunschoten zich verplicht had nadat deze in 1409 op kosten van anderen was aangelegd, konden de Bunschoters, door enkele watersnoden nog eens extra geteisterd, niet meer betalen. In 1467 werd bepaald, dat Amersfoort en Utrecht medezeggenschap over de dijk kregen. Ook de gegoedheidseisen voor de Bunschoter raadsleden werden in die tijd met 20 procent verlaagd. Het Bunschoter stadsrecht werd nog wel enkele malen herbevestigd maar dat had niet veel betekenis meer: Bunschoten was een boerendorp zonder veel meer geworden, te klein zelfs voor de eigen stadswallen. Vermoedelijk had een aantal Bunschoter grondbezitters zich bovendien in de afgelopen woelige tijden in de veiliger grotere steden als Utrecht en Amersfoort gevestigd. Bunschoten was niet het enige Utrechtse stadje dat, ondanks stadsrechten enzovoorts, nooit een echte stad werd. Het kwam er trouwens beter af dan bijvoorbeeld Hagestein of Het Geyn, die geheel verliepen. Bunschoten bleef tenminste een behoorlijk dorp - net als de concurrenten in de omgeving: Baarn, Soest, Eembrugge en de beide Eemnessen. Wel bleef Bunschoten uiteraard blootgesteld aan de wisselvalligheden die aan het agrarisch bedrijf eigen zijn, aan watersnoden die de Zuiderzee steeds meer deden opdringen, en natuurlijk aan de politieke lotgevallen van het staatsverband waartoe het behoorde. Het beruchte rampjaar 1672 bijvoorbeeld verdient die naam ten aanzien van Bunschoten volledig. Misschien wel de gehele bevolking werd voor het dreigende gevaar van de oprukkende Franse troepen geëvacueerd - sommige families verbleven twee, drie jaar elders. Zoiets is voor een dorpsgemeenschap een ingrijpende zaak. Bovendien werd het proces van economische onderwerping van het platteland door de steden, dat al in de late Middeleeuwen was begonnen, onverminderd voortgezet. De Republiek der Verenigde Nederlanden was een typische stedenbond en weinig dorpsvriendelijk. Herhaaldelijk werden in de 17e en 18e eeuw door de Utrechtse Staten bepalingen uitgevaardigd die elke andere dan agrarische activiteit op het platteland verboden. Zo ging - op wat huisnijverheid voor eigen gebruik na - ook een bescheiden textielindustrie van bombazijnwerkers (bombazijn = sterk weefsel gebruikt voor broeken of voering) voor Bunschoten verloren.